Op zoek naar Arvo Pärt
Composers: Arvo Part, Jeroen van Veen
Artist Jeroen van Veen piano, Sandra van Veen, Joachim Eijlander, cello, Jan Brokken verhaal
Format 2 CD
Cat. number 96430
Release October 2022
Op zoek naar Arvo Pärt
Inleidend verhaal door Jeroen van Veen.
Vanaf mijn jeugd ken ik de naam Jan Brokken al. Zijn talloze prachtige boeken hebben mijn concertreizen vergezeld. Vijf jaar geleden kwam ik bij de Rotaryclub in Rhoon-Barendrecht. Daar bleek de beste jeugdvriend van Jan ook al jarenlang lid te zijn. Jan Brokken heeft zijn jeugd in Rhoon liggen, en via de serviceclub kwam het plan om een concert met muziek van Pärt te combineren met hoofdstukken uit het boek Baltische Zielen van Jan Brokken. Dit concert werd uitgevoerd in de Nederlands-Hervormde kerk van Rhoon, daar waar de vader van Jan predikant was! Het resultaat was een mooie première van een bijzondere samenwerking. De reacties van het publiek waren overweldigend; het verhaal kwam beter binnen en ook de muziek kwam beter tot zijn recht in de juiste context. Dit verhaal willen we graag delen middels deze release; op de eerste schijf staat het verhaal verteld door Jan en aangevuld met aanvullende composities; een luisterboek. Op de tweede schijf staat puur de muziek aangevuld met een eigen nieuw gecomponeerd werk; Pärtomania voor cello en piano. Dit werk schreef ik tijdens de lockdowns die door het Covid-19 virus nodig waren. Deze release is mede tot stand gekomen door dhr. Leen den Otter die wij bij deze bijzonder hartelijk danken!
Uit het boek Baltische Zielen van Jan Brokken:
Kan muziek de wereld veranderen?
In mijn boek Baltische zielen vertel ik daar een sterk staaltje van:
Op 23 augustus 1989 sloten de Esten, Letten en Litouwers de handen ineen en vormden een menselijke keten van Tallinn naar Riga en Vilnius, 650 kilometer lang, over de gehele Via Baltica, de Baltische Straatweg. Twee miljoen Esten, Letten en Litouwers zongen de hele dag lang in hun eigen taal. Het was het begin van wat de geschiedenis zou ingaan als de Zingende Revolutie.
In feite was die Zingende Revolutie al veel eerder begonnen, in Tallinn. In 1968 trad de toen 33-jarige Arvo Pärt toe tot de Russisch-orthodoxe kerk. In hetzelfde jaar componeerde hij Credo. Met Credo voor piano, gemengd koor en orkest, deed hij een regelrechte aanval op het communistische systeem. ‘Ik geloof in Jezus Christus,’ zingt het koor ter introductie. En dan volgt de tekst van Matteüs 5: ‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan.’ Waarna het koor ter afsluiting het credo zingt: ‘Ik geloof.’
Duidelijker kon Arvo Pärt niet zijn. De melodie baseerde hij op de Prelude in c uit Boek 1 van het Wohltemperierte Klavier van Johann Sebastian Bach, de kerkcomponist nummer 1. Het stuk van Pärt glipte door de censuur. Alle nieuwe composities dienden te worden voorgelegd aan de censuur, maar de chef van dienst was toevallig in Moskou en zijn plaatsvervanger lette even niet op. Dat wil zeggen, hij lette op wat in de bureaula stond, namelijk: een paar flessen wodka, en niet op de partituur die voor hem lag. Credo kon daardoor op 16 november 1968 uitgevoerd worden.
Krista Varik was erbij. In het Concertgebouw van Tallinn wees ze me de plaats aan waar ze zat: 22ste rij, derde stoel rechts. Ik vroeg Krista daar weer te gaan zitten en me te vertellen wat er gebeurde. Ze deed dat en sloot de ogen.
‘Het concert begon als alle concerten in Estland om zeven uur ’s avonds. Het programma werd in één keer uitgevoerd, zonder pauze, dat is bij ons de gewoonte. Eerst de Psalmensymfonie van Stravinsky. Dat vonden we al vreemd, want dat stuk hadden we in geen eeuwigheid meer gehoord. Toen klonk Credo. Begeleid door het orkest zong het koor heel zacht: ‘Cre…do.’ Twintig, dertig seconden hield het aan, zachter dan zacht. Toen barstte het los. Duizend decibel. Het koor brulde: ‘Credo in Jesum Christum.’ Vanaf dat moment was niets meer hetzelfde in Tallinn.
‘Ik schat dat de gemiddelde leeftijd in de zaal 22 jaar was. Beslist niet ouder. Als er een nieuw werk van Arvo Pärt op het programma stond, stroomden de jongeren toe. Op het moment dat het koor losbarstte, gebeurde er iets ongelooflijks. We keken elkaar aan, sommigen met de hand voor de mond, als kinderen die zowel schrokken als opgewonden raken. We bleven nog zitten, hoewel we al wisten dat dit het begin van het einde van het communisme, het begin van het einde van het materialisme en de terugkeer naar onze eigen identiteit. Het middendeel van Credo klonk stemmig, met dat prachtige door de piano gespeelde motief van Bach…. Toen barstte een onvoorstelbare kakofonie los. Echt om doof van te worden, zo hard, zo chaotisch, zo krankzinnig. Iedereen stond op. Het was onmogelijk om te blijven zitten, het was alsof we eindelijk onze jarenlang opgekropte woede konden uiten. Na de gillende trompetten en het scanderende koor dat snoeihart “há…há...há…há” riep, maande de piano met een paar iele tonen tot kalmte. Toen klonk het magistrale “Maar ik zeg u de boze niet te weerstaan. Ik geloof.’ We grepen elkaars hand beet, we knepen elkaars hand fijn. Iedereen begon te wiegen, iedereen begon te huilen. We moesten nog drieëntwintig jaar wachten op bevrijding, maar dát moment was het begin van onze Zingende Revolutie. En Arvo Pärt was onze Verlosser. Ik zeg dat heel nuchter. Het was zo. Het was gewoon zo.’ Aldus Krista.
Na de première moest de dirigent Neeme Järvi op het bureau van de KGB komen. Daar lagen vier tickets klaar, voor hem, zijn vrouw en zijn beide zonen. Nog dezelfde dag werden ze zonder bagage op het vliegtuig naar Helsinki gezet. Ook Arvo Pärt moest bij de KGB komen. Hij kreeg een publicatieverbod voor onbepaalde tijd, dat uiteindelijk tien jaar zou duren. Hij trok zich terug. Vijf jaar lang vulde hij bladen met noten, zonder ergens toe te komen. Hele boeken schreef hij vol, werktuigelijk, dag in dag uit, als een monnik die teksten kopieert. Na die lange retraite sloeg Pärt radicaal een andere weg in. Hij begon muziek te maken die uit enkele noten, drieklanken of simpele harmonieën bestaat. Tegenover de dreunende Sovjetmacht zette Arvo Pärt eenvoud, verstilling en zuiverheid.
En uiteindelijk veroverde die verstilde, pure, spirituele muziek de wereld. Muziek die als titel droeg Tabula rasa, schone lei. Of Fratres. Broeders. Een stuk uit 1980. Het was of Arvo Pärt toen al voorvoelde dat negen jaar later 2 miljoen Broeders stonden te zingen in hun eigen taal. En dat ze daarmee, zonder geweld, maar met overtuiging, de onafhankelijkheid afdwongen van hun land. Estland, Letland en Litouwen maakten zich in 1990 en 1991 los van de Sovjet-Unie. Fratres – twee miljoen Broeders – kregen dat voor elkaar.
Fratres (1980), Joachim Eijlander (cello) & Jeroen van Veen (piano)
Arvo Pärt was vijf jaar toen het zelfstandige Estland ophield te bestaan. Hij was zes jaar toen hij piano begon te spelen. Hij moet een aparte knaap zijn geweest. Zijn ouders gingen uit elkaar toen hij nog een kleuter was. Met zijn moeder verhuisde hij naar het stadje Rakvere. Daar wist zijn moeder een oude Russische piano voor Arvo op de kop te tikken. De middelste tonen haperden, alleen de diepste bassen en de hoogste registers klonken redelijk. Op die piano kon je eigenlijk niet Für Elise spelen of een ander stuk voor beginners. Arvo gaf zich daarom over aan improvisaties en experimenteerde met eigen wijsjes die licht en hoog klonken of donker en diep. De middelste toetsen meed hij. De krakkemikkige piano dwong hem niet alleen tot improviseren maar ook tot minimalistische muziek. Muziek met hiaten. Met gaten.
In zijn latere loopbaan als componist zou Arvo Pärt van weinig middelen gebruik blijven maken. Een van zijn vroege werken bestaat uit één lang aangehouden laag octaaf op de piano en een aantal repetitieve hoge ijle tonen. Verwijzend naar Für Elise noemde hij het stuk Für Alina.
Met Für Alina begon de zegetocht van Arvo Pärts muziek, ook internationaal. In tientallen westerse speelfilms en documentaires werden die paar bezwerende noten gebruikt. Muziek met hiaten, met lange stiltes. Met een paar noten die evengoed vertellen over verlatenheid.
Für Alina, Jeroen van Veen (piano)
Ik sta op het plein van Rakvere, waar Arvo Pärt rondjes reed op zijn fiets. In de winter, in de weken voor kerst. Het zal in 1947 geweest zijn. Op het Turuplein hingen luidsprekers aan de lantaarnpalen. Meestentijds versterkten ze redevoeringen van partijleiders of socialistische marsliederen, maar tijdens de donkere weken voor kerst mocht het allemaal wat feestelijker klinken: dan verdreven Sheherezade van Rimski-Korsakov, de Pathetische, de Klein-Russische of de Winterdromensymfonie van Tsjaikovs-ki de sinistere sfeer uit het stad. Rakvere ligt in het noordoosten van Estland, niet ver van de grens met Rusland. Vanwege de spirituele muziek van Pärt stelde ik me er een slaperig stadje bij voor dat lag te dromen in eeuwig besneeuwde bossen. Maar het eerste wat ik rook toen ik er aankwam was worst, gekookte worst. Rakvere leeft van de vleesverwerkende industrie, Rakvere is het Oss van Estland.
Veel vertier had het in de jaren veertig en vijftig niet, en dat heeft het nog steeds niet. Het Turuplein liep in de Tweede Wereldoorlog zware schade op, aan het begin van de Sovjettijd kwamen er troosteloze flats voor in de plaats. De kou is het ergste niet in de maanden december en januari, wat je wilt ontvluchten is de donkerte. Je kunt er maar niet aan wennen dat het pas om half elf licht wordt en dat de schemer alweer invalt om half drie.
Arvo fietste rondjes. Hij was zo verslingerd geraakt aan de symfonieën uit de luidsprekers dat hij geen noot wilde missen. Hij had ook op het plein kunnen staan luisteren, maar dan zou hij bevangen zijn door de kou, die hier, zo dicht bij de Oostzee, snerpend kan zijn. Fietsen hield hem warm.
Ik zoek bij min veertien de luwte van een bankgebouw op en zie hem peddelen op het trage of juist snelle ritme van de muziek. Het is als het openingsbeeld van een zwart-wit film die een jeugd in de Sovjet-Unie als onderwerp heeft. Of gewoon: een jeugd, want terwijl ik deze passage in Baltische zielen schreef moest ik denken aan de vele keren dat ik over de Essendijk naar de rivier reed, naar de Oude Maas. Je wilt eruit als jongen, je wilt de ruimte ervaren, je wilt iets als muziek toevoegen aan je leven. Later zou Arvo Pärt het fietsverhaal als apocrief afdoen, of op zijn minst als sterk overdreven. Maar in Rakvere vertelden ze het me zo graag dat ik het toch maar opnam in mijn boek. En gelukkig!! Want wat zag ik toen ik een paar jaar later terugkwam in Rakvere? Een mooi klein standbeeld op het Turuplein van een jongen voorovergebogen op zijn fiets. Ik schoot in de lach en hoorde tegelijkertijd muziek die over de helende werking van muziek vertelt. Ik hoorde Variationen zur Gesundung von Arinuschka. Want muziek helpt bij de genezing van alle soorten wonden.
Variations zur Gesundung von Arinushka, Jeroen van Veen (piano)
Heino Eller is de leermeester van Arvo Pärt. En van vijftig andere Estse componisten, van Eduard Tubin tot Lepo Sumera. Vijftig? Verspreek ik me niet? Nee, Estland is een muziekland. Heino Eller leidde in Estland, met een bevolking van nauwelijks anderhalf miljoen, vijftig componisten op, van wie er zeker vijf wereldfaam verwierven.
‘Het valt me moeilijk te zeggen,’ schreef Arvo Pärt in 1999 over Heino Eller, ‘wat meer indruk op me heeft gemaakt: zijn gave om te onderrichten of zijn uitstraling als mens.’ Je ziet dat op een foto die ik in Baltische zielen heb opgenomen: Heino Eller zit achter de piano, Arvo Pärt, toen nog met haar en zonder baard, staat naast hem en buigt zich naar hem toe, terwijl hij een bladzij uit de partituur omslaat. Probeert Eller hem duidelijk te maken wat de essentie is van dit muziekstuk? Ongetwijfeld.
Heino Eller was vooral zo’n goede docent omdat hij veel tegenslagen te verwerken had gekregen. Tijdens het eerste jaar van zijn vioolstudie in Sint-Petersburg blesseerde Eller zijn arm dusdanig dat hij zijn muzikale loopbaan moest opgeven. Hij had veel te veel en veel te lang geoefend. Foetsie, muziekcarrière... Wat doe je dan? Als zoveel teleurge-stelden: dan ga je maar rechten studeren. Dat deed Eller. Toen hij ermee klaar was, brak de Eerste Wereldoorlog uit. Hij diende als soldaat in het leger van de tsaar. Na de oorlog vatte hij zijn vioolstudie voorzichtig weer op en pas op 33-jarige leeftijd behaalde hij het einddiploma van het conservatorium. Voor een solistische loopbaan was het toen te laat. Hij ging lesgeven aan de muziekschool van de universiteitsstad Tartu en vanaf 1940 aan het conservatorium van Tallinn. Maar weer sloeg het noodlot toe: kort na de Duitse bezetting werd zijn Joodse vrouw Anna gearresteerd en weggevoerd. Ze werd in 1942 in een Duits concentratiekamp vergast. Anna was een begaafd pianiste, Heino had haar aan het conservatorium van Sint-Petersburg leren kennen. Vanaf 1942, 1943 schreef de violist Heino Eller vele werken voor piano, of voor piano en viool, om zijn vrouw te gedenken. Die werken, stuk voor stuk prachtig, laten een belangrijk facet van de Baltische ziel zien en horen. In hun verdriet en hun wanhoop zijn Baltische zielen altijd beheerst, zijn ze altijd ingetogen. Nooit larmoyant of vervuld van zelfmedelijden. Misschien is dat wel de meest wijze les die Heino Eller aan Arvo Pärt meegaf. Emoties? Ja. Maar houdt ze strak in de hand. Pari Intervallo. Met veel tussenpozen.
Pari Intervallo (1976), Sandra & Jeroen van Veen (piano vierhandig)
Wat deden componisten in de Sovjet-tijd om in leven te blijven als ze politiek niet zo goed lagen? Filmmuziek schrijven. Het lot van componisten – ik beschrijf dat ook in Baltische zielen – was in principe niet slecht. Wanneer ze zich nauwgezet aan de richtlijnen van de componistenvakbond hielden, konden ze op een huis van de staat en een vast inkomen rekenen. Ook Arvo Pärt woonde in Tallinn in een huis van de componistenvakbond. Dat veranderde niet toen hij in 1968 in aanvaring kwam van de autoriteiten naar aanleiding van de uitvoering van Credo. Maar hij moest er wel iets voor terug doen: filmmuziek schrijven. Vrijwel alle componisten moesten in de Sovjettijd filmmuziek componeren, van Sjostakovitsj tot Prokofjev. Sommigen zagen het echt als een straf, anderen vonden het een uitdaging, Prokofjev bijvoorbeeld, die fantastische filmmuziek schreef bij Ivan de Verschrikkelijke, een film van Sergej Eisenstein, een andere held uit mijn Baltische zielen. Film was in alle communistische landen waanzinnig populair. Lenin en Stalin zagen het als het adequate middel om grote massa's voor zich te winnen, zagen het als het ideale propagandamiddel. Maar in de vazalstaten, en met name in Tsjechoslowakije, Polen en Estland, probeerden regisseurs een eigen stem te laten horen, en vanaf de jaren zestig en zeventig een eigen stem in hun eigen taal.
Ukuaru was een film die de opstanding van Estse cinema markeerde. Een film van Leida Laius uit 1973. Arvo Pärt tekende voor de filmmuziek. Het was net in de periode dat hij zijn eigen weg vond, vijf jaar na Credo, dat hij, nadat hij boeken vol had geschreven met noten, voor eenvoudige melodieën koos, voor drieklanken, simpele, doorzichtige, zuivere muziek. Ukuaru is een liefdesverhaal dat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog afspeelt en verdrietig afloopt. Het thema kon er voor de Sovjet-autoriteiten mee door, vandaar dat de regisseuse voorzichtige stappen kon maken in de richting van de Zweedse cinema. De film doet denken aan het vroege werk van Ingmar Bergman. Arvo Pärt componeerde er een walsje voor, een bitterzoet walsje, dat ook nog eens voorzichtig appelleert aan de Estse folkloristische muziek. In de film wordt het wijsje op de accordeon gespeeld. In 2010 maakte Pärt er een versie voor piano van. In Estland groeide het walsje uit tot een evergreen. Kijkt u maar op internet, op Youtube zult u een versie voor honderd mandolines aantreffen. Het grappige is dat Arvo Pärt toch een paar dissonanten en dwarse ritmes in de partituur aanbracht. Het mocht geen gelukkig walsje worden, het moest toch nog iets wrangs houden, tenminste, voor de goede verstaander.
Ukuaru Valss (1973/2010), Jeroen van Veen (piano)
Arvo Pärt begon al op 14-jarige leeftijd te componeren. Op 17-jarige leeftijd nam hij voor het eerst deel aan een concours voor jonge componisten. Hij won geen prijs met Meloodia omdat het stuk voor piano 'nergens laat horen dat het in Estland was ontstaan.' Het neigde soms naar Rachmaninov, en had, zoals Pärt zich later herinnerde, geen persoonlijke stijl. Meloodia voerde hij uit tijdens een schoolconcert in Rakvere. In 1954 vervolgde Arvo Part zijn studie aan de middelbare muziekschool in Tallinn, de hoofdstad van Estland. Hij werd opgeroepen voor militaire dienst en speelde twee jaar lang hobo en slagwerk in een militair orkest. Het kazerneleven viel hem zwaar. Hij liep een nierkwaal op die hem tien jaar lang veel pijn en slapeloosheid bezorgde, maar dat hielp hem misschien wel als componist, zei hij later. Overigens: stelt u zich bij Arvo Pärt geen ziekelijk man voor: tot zijn zeventigste jaar joggde hij iedere dag, en zelfs vandaag de dag maakt hij nog lange wandelingen door de Estse bossen. In 1957 werd hij tot het conservatorium van Tallinn toegelaten. In deze periode, 1956/57, ontstonden de Vier leichte Tanzstücke für Klavier. De invloed is ditmaal Prokofjev, ofschoon hij in deze periode ook erg bezig was met Johann Sebastian Bach. Vandaar misschien de Duitse titel van het stuk, en de dansthema's, zoals Bach die bijvoorbeeld voor zijn partita's gebruikte. Het leverde Arvo Pärt weer kritiek op. Waarom Duits? De Duitse baronnen en grootgrondbezitters waren immers eeuwenlang de overheersers van Estland en Letland geweest, de grote opstand van 1905 richtte zich in de eerste plaats tegen hen. Arvo Pärt mocht dan een Duitse naam hebben, en in de Evangelische Kirche zijn gedoopt, waarom koos hij niet voor iets zuiver Estst?
Die kritiek zou blijven. In 1968 bekeerde hij zich tot het Russische-orthodoxe geloof. Maar dat was toch het geloof van de Russische overheerser in de 19e en begin 20ste eeuw? Arvo Pärt ging zijn eigen weg. Dat hij voor het orthodoxe geloof koos betekende niet dat hij zich vereenzelvigde met Rusland. Niet met het Rusland van de tsaren, noch met het Rusland van Lenin, Stalin, Breznjev of het Rusland van Poetin. Hij ging op zoek naar de zuiverste muziek. Punt uit.
Vier leichte Tanzstücke für Klavier, Jeroen van Veen (piano)
Arvo Pärt begon muziek te maken die hij tintinnabular noemde, uit het Latijn tintinnabuli, kleine bellen. Muziek die als het geluid van bellen en klokken klinkt. Weer kwam kritiek. Leunde die muziek niet op het typisch Russisch klokgelui? Nee, verdedigde Pärt zich. 'Ik ontdekte dat het genoeg is wanneer een enkele noot mooi wordt gespeeld. Deze ene noot, of een enkel geluid, of een moment van stilte, biedt mij troost. Ik werk met primitieve materialen – met de drieklank, met één specifieke tonaliteit. De drie noten van de drieklank lijken op bellen.'
Hij paste die techniek voor het eerst toe in Für Alina, en later in Fratres, Cantus, Tabula Rasa en Für Anna Maria. Je zou kunnen zeggen dat hij met die bellen de typische Arvo Pärt Sound vond, die direct te herkennen is uit duizenden. Het voornaamste kenmerk: de serene rust die ervan uitgaat. Muziek die je niet aanzet tot extravagantie maar tot introspectie. Sommigen noemen dat spirituele muziek.
Arvo Pärt verliet Estland in 1980. Het leven was hem lang genoeg zuur gemaakt door de autoriteiten, hij profiteerde van een regeling die zijn Joodse vrouw Nora toestond naar Israël te emigreren. Maar Arvo, Nora en hun beide zonen stapten in Wenen uit het vliegtuig en vroegen daar politiek asiel aan. Een jaar later vestigden ze zich in West-Berlijn. Na de val van de Muur en de hernieuwde onafhankelijkheid van de Republiek Estland keerde Pärt niet direct terug naar zijn geboorteland. Dat leverde hem weer scherpe kritiek op van zijn landgenoten. Hij was wel steeds vaker in Estland terug, doneerde aan tal van Estse instellingen, kocht instrumenten voor de muziekschool van Rakvere, maar hij bleef toch in Duitsland wonen. Uiteindelijk zwichtte hij voor de kritiek: in 2010 keerde hij naar Estland terug. Hij woont nu in het centrum van Tallinn maar is ook vaak te vinden in het Arvo Pärt Center in Laulasmaa, op vijfendertig kilometer van Tallinn, tussen de Oostzee en de dennenbossen, waar al zijn partituren worden bewaard en waar drie musicologen fulltime werken aan het catalogiseren van zijn oeuvre. Dat Arvo Pärt Center kun je bezoeken, en het werd al snel een bedevaartsoord.
Für Anna Maria (2006), Jeroen van Veen (piano)
In de Niguliste kirik (Nicolaaskerk) woon ik een concert bij. De Niguliste kende ik al vrij lang van naam: veel van Pärts werken werden in de kerk in de oude binnenstad van Tallinn opgenomen. De Nicolaaskerk werd bij het bombardement van 1944, waarbij driehonderd bommenwerpers van het Rode Leger zich op het centrum van Tallinn wierpen, verwoest. In de Sovjettijd werd de lutherse kerk weer opgebouwd. Toen de restauratie bijna voltooid was, brandde in 1984 de toren af. De kerk werd in de Sovjettijd het Museum van het Atheïsme. Na de Onafhankelijkheid van 1991 werd de Niguliste het Museum voor Religieuze Kunst. De belangrijkste kunstwerken uit de kerken van Tallinn zijn erin ondergebracht.
De akoestiek van de kerk is ideaal voor koorwerken en kleine ensembles. Ik hoor Pärt, uitgevoerd door Hortus Musicus en het kamerkoor van de Estse Filharmonie. Het valt me opnieuw op hoe eenvoudig en meeslepend de melodieën van Pärt zijn, hoe donker en tegelijkertijd vertroostend. Op een verbluffend knappe manier maakt hij gebruik van stiltes. Hij durft een, twee, drie maten niets te laten horen, waardoor de ene toon die dan volgt het effect heeft van een prik in je vel. Bij Pärt lijkt het alsof je ook muziek hoort tussen de noten.
Op die avond in de Niguliste worden Orient & Occident en Silouans Song uitgevoerd. Buiten is het gaan sneeuwen, binnen lijkt het publiek bedwelmd.
Ik moet plotseling aan een voorval uit mijn jeugd terugdenken, waaraan ik nooit meer heb gedacht. Ik werd eens huilend wakker omdat ik in mijn droom muziek hoorde die hier op aarde niet bestond. Zo mooi dat ik na die nacht bleef zoeken wat voor een muziek dat precies was. Op het moment dat ik Silouans Song in de Nigulistekerk in Tallinn hoor, vraag ik me af of het niet die muziek uit mijn droom is geweest. Niet door stemmen gezongen maar door veertien strijkers. Of was toch andere muziek? Was het Spiegel im Spiegel?
Spiegel im Spiegel (1978), Joachim Eijlander (cello) en Jeroen van Veen (piano)
De uitvoerenden
Jan Brokken (1949) is schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Hij debuteerde met De provincie en schreef onder andere De regenvogel, De blinde passagiers, De droevige kampioen, Mijn kleine waanzin, Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin, In het huis van de dichter, Baltische zielen, De vergelding en De rechtvaardigen.. Werk van Jan Brokken is in twintig talen uitgebracht, met groot succes in Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Italië en de VS. Drie van zijn boeken zijn verfilmd, twee worden dat. Als schrijver heeft hij internationale faam verworven - The New York Times prees Jungle Rudy als een meesterwerk van verhalende non-fictie, The Guardian roemde De rechtvaardigen als monumentale geschiedschrijving. Met Baltische zielen schreef hij een baanbrekend en grensverleggend boek, met De vergelding, De Kozakkentuin en De rechtvaardigen bewees hij zich opnieuw als een verteller van wereldformaat. Over Arvo Pärt schreef hij uitvoerig in Baltische zielen.
www.janbrokken.nl
Joachim Eijlander (1975) treedt op als solist en kamermusicus in Europa, Azië en de Verenigde Staten. Joachim heeft opgetreden met ensembles en musici als het Borodin kwartet, Lisa Larsson, Robert Holl, Randall Scarlata, Inon Barnatan, Karl Leister en Godfried Hoogeveen.
Hij werkte samen met componisten Henri Dutilleux, György Kurtag, Sofia Gubaidulina, Louis Andriessen en Joey Roukens. In 2015 nam Joachim voor het label Navis Classics alle cellosuites van Johann Sebastian Bach op en in 2017 volgde de cd "Sequentia!" met uitzonderlijke caprices van de componisten Joseph dall'Abaco en Alfredo Piatti. Beide cd's kregen uiterst lovende reacties van de internationale pers. Joachim is terugkerende gast op Internationale festivals zoals in Sitka Alaska en El Paso Texas (VS), Prussia Cove (GB), Schleswig-Holstein en Mecklenburg-Vorpommern (D). Als solist trad Joachim op met onder andere het Nationaal Symfonie Orkest van Oekraïne, het Lviv Philharmonisch orkest, het Chernihiv Philharmonisch orkest, de Roemeense Staatsphilharmonie TirguMures, Csikszereda Chamber Orchestra en verschillende festivalorkesten. Joachim verbindt zijn muziek met dansers, visual artists en met wetenschappers in inspirerende gezamenlijke optredens om zo een breder geinteresseerd publiek te inspireren. Naast verschillende gastdocentschappen aan de Nederlandse conservatoria heeft Joachim lesgegeven aan de Indiana University, Milwaukee conservatoire, Oklahoma University, Ljubljana conservatoire en op internationale festivals. Joachim is docent kamermuziek aan de afdeling Nederlandse Strijkkwartet Academie van het Conservatorium van Amsterdam. Joachim richtte in 2000 het Rubens kwartet op en speelde tot 2015 in dit internationaal prijswinnend ensemble. Hij trad met dit kwartet op in het Concertgebouw Amsterdam, Tonhalle Zürich, Philadelphia Chamber Music Society, Berliner Philharmonie, Konzerthaus Berlin, Dôme des Invalides Parijs en Rudolphinum Praag.
Joachim bespeelt een exceptioneel instrument uit 1755, gemaakt door een anonieme Tiroolse vioolbouwer in Rome.
"...great sense of fantasy and eloquence"
"...detailed but informed, instinctive response that allows for
spontaneity"
The Strad magazine, januari 2016
www.joachimeijlander.com
Jeroen van Veen (1969) volgde zijn opleiding aan het Utrechts Conservatorium. Als pianist is hij prijswinnaar van diverse concoursen en geeft hij concerten over de hele wereld. Daarnaast nam hij reeds 200 cd’s, 5 dvd’s en 6 dubbel Lp’s op voor diverse labels. In de meest gevallen was hij de ontwikkelaar, technicus, editor, uitvoerende en eindverantwoordelijke van deze producties. Van Veen is volgens een aantal critici dé ‘minimal music’ specialist, maar werkte ook o.a. samen met Robert Craft aan het oeuvre van Igor Stravinsky voor piano. Ook nam hij al het werk van Simeon ten Holt op voor meerdere piano’s in samenwerking met diverse collega's. Van Veen is regelmatig te gast als jurylid in internationale concoursen en is Director of artistic Development voor de International Murray Dranoff Two Piano Foundation in Miami.
Als componist/arrangeur maakt Van Veen gebruik van elektronische muziek is sterk geïnspireerd door minimal music met crossovers naar Jazz, Blues, Soundscape, AvantGarde, Techno, Trance en Pop Muziek. Zijn 24 minimal preludes die hij schreef van 1999 tot 2006 verschenen integraal op de Cd box Minimal Piano Collection. In 2014 verscheen zijn box Piano Works met een selectie eigen werken op 5 cd’s. Zijn oeuvre omvat inmiddels ongeveer 150 composities, waarvan diverse zijn gebruikt voor ballet (Playground, Pianopiece), film (o.a. The Assistant) en theater (Het Jaar van de Keeft, ITA).
Het werk Pärtomania is opgedragen aan Joachim Eijlander, en is heeft een langzame beweging met dalende en stijgende lijnen. De melodie wordt afwisselend gespeeld door de piano en de cello.
‘Ik zie in de repetitieve muziek een vergelijking met de manier waarop onze samenleving is opgezet. Als je ziet hoe we bomen planten naast ons wegennet, hoe we bouwen, hoe we dingen produceren – alles gaat in series. Maar nooit exact gelijk, de herhaling is nooit dodelijk.’
‘Dutch pianist and composer, Jeroen van Veen, the leading exponent of minimalism in Holland today’, Alan Swanson (Fanfare, 2010)
DDD
Microfoons: DPA 4006A
Piano: Yamaha Grand Piano C7
Geproduceerd door: Van Veen Productions for Brilliant Classics
Foto Jeroen van Veen: David de Haan
Foto Jan Brokken: Jelmer de Haas
Foto Joachim Eijlander: Merel Waagmeester
Foto cover: Jeroen van Veen
Teksten boekje: Jan Brokken & Jeroen van Veen
Uitgeverij Baltische Zielen: Atlas Contact
Uitgevers muziek: Edition Schott, Van Veen Productions
Uitvoerend producent: Jeroen van Veen Opname en mastering: Pianomania
Software: Pro Tools, Logic & Sequoia
Opnames Jan Brokken, Studio IV, Pernissimo, 27-9-2021
Opnames: Fratres, Spiegel im Spiegel & Pärtomania, 22-3-2022, Zeeuwse Concertzaal, Middelburg. Opname: Jakko van de Heijden (Steinway D)
Overige opnames: Studio I, Culemborg (Yamaha C7), 24-3-2013
CD No: 96430
EAN Code: 5028421964300
Composers: Arvo Part, Jeroen van Veen
Artist Jeroen van Veen piano, Sandra van Veen, Joachim Eijlander, cello, Jan Brokken verhaal
Format 2 CD
Cat. number 96430
Release October 2022
Op zoek naar Arvo Pärt
Inleidend verhaal door Jeroen van Veen.
Vanaf mijn jeugd ken ik de naam Jan Brokken al. Zijn talloze prachtige boeken hebben mijn concertreizen vergezeld. Vijf jaar geleden kwam ik bij de Rotaryclub in Rhoon-Barendrecht. Daar bleek de beste jeugdvriend van Jan ook al jarenlang lid te zijn. Jan Brokken heeft zijn jeugd in Rhoon liggen, en via de serviceclub kwam het plan om een concert met muziek van Pärt te combineren met hoofdstukken uit het boek Baltische Zielen van Jan Brokken. Dit concert werd uitgevoerd in de Nederlands-Hervormde kerk van Rhoon, daar waar de vader van Jan predikant was! Het resultaat was een mooie première van een bijzondere samenwerking. De reacties van het publiek waren overweldigend; het verhaal kwam beter binnen en ook de muziek kwam beter tot zijn recht in de juiste context. Dit verhaal willen we graag delen middels deze release; op de eerste schijf staat het verhaal verteld door Jan en aangevuld met aanvullende composities; een luisterboek. Op de tweede schijf staat puur de muziek aangevuld met een eigen nieuw gecomponeerd werk; Pärtomania voor cello en piano. Dit werk schreef ik tijdens de lockdowns die door het Covid-19 virus nodig waren. Deze release is mede tot stand gekomen door dhr. Leen den Otter die wij bij deze bijzonder hartelijk danken!
Uit het boek Baltische Zielen van Jan Brokken:
Kan muziek de wereld veranderen?
In mijn boek Baltische zielen vertel ik daar een sterk staaltje van:
Op 23 augustus 1989 sloten de Esten, Letten en Litouwers de handen ineen en vormden een menselijke keten van Tallinn naar Riga en Vilnius, 650 kilometer lang, over de gehele Via Baltica, de Baltische Straatweg. Twee miljoen Esten, Letten en Litouwers zongen de hele dag lang in hun eigen taal. Het was het begin van wat de geschiedenis zou ingaan als de Zingende Revolutie.
In feite was die Zingende Revolutie al veel eerder begonnen, in Tallinn. In 1968 trad de toen 33-jarige Arvo Pärt toe tot de Russisch-orthodoxe kerk. In hetzelfde jaar componeerde hij Credo. Met Credo voor piano, gemengd koor en orkest, deed hij een regelrechte aanval op het communistische systeem. ‘Ik geloof in Jezus Christus,’ zingt het koor ter introductie. En dan volgt de tekst van Matteüs 5: ‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Maar Ik zeg u, de boze niet te weerstaan.’ Waarna het koor ter afsluiting het credo zingt: ‘Ik geloof.’
Duidelijker kon Arvo Pärt niet zijn. De melodie baseerde hij op de Prelude in c uit Boek 1 van het Wohltemperierte Klavier van Johann Sebastian Bach, de kerkcomponist nummer 1. Het stuk van Pärt glipte door de censuur. Alle nieuwe composities dienden te worden voorgelegd aan de censuur, maar de chef van dienst was toevallig in Moskou en zijn plaatsvervanger lette even niet op. Dat wil zeggen, hij lette op wat in de bureaula stond, namelijk: een paar flessen wodka, en niet op de partituur die voor hem lag. Credo kon daardoor op 16 november 1968 uitgevoerd worden.
Krista Varik was erbij. In het Concertgebouw van Tallinn wees ze me de plaats aan waar ze zat: 22ste rij, derde stoel rechts. Ik vroeg Krista daar weer te gaan zitten en me te vertellen wat er gebeurde. Ze deed dat en sloot de ogen.
‘Het concert begon als alle concerten in Estland om zeven uur ’s avonds. Het programma werd in één keer uitgevoerd, zonder pauze, dat is bij ons de gewoonte. Eerst de Psalmensymfonie van Stravinsky. Dat vonden we al vreemd, want dat stuk hadden we in geen eeuwigheid meer gehoord. Toen klonk Credo. Begeleid door het orkest zong het koor heel zacht: ‘Cre…do.’ Twintig, dertig seconden hield het aan, zachter dan zacht. Toen barstte het los. Duizend decibel. Het koor brulde: ‘Credo in Jesum Christum.’ Vanaf dat moment was niets meer hetzelfde in Tallinn.
‘Ik schat dat de gemiddelde leeftijd in de zaal 22 jaar was. Beslist niet ouder. Als er een nieuw werk van Arvo Pärt op het programma stond, stroomden de jongeren toe. Op het moment dat het koor losbarstte, gebeurde er iets ongelooflijks. We keken elkaar aan, sommigen met de hand voor de mond, als kinderen die zowel schrokken als opgewonden raken. We bleven nog zitten, hoewel we al wisten dat dit het begin van het einde van het communisme, het begin van het einde van het materialisme en de terugkeer naar onze eigen identiteit. Het middendeel van Credo klonk stemmig, met dat prachtige door de piano gespeelde motief van Bach…. Toen barstte een onvoorstelbare kakofonie los. Echt om doof van te worden, zo hard, zo chaotisch, zo krankzinnig. Iedereen stond op. Het was onmogelijk om te blijven zitten, het was alsof we eindelijk onze jarenlang opgekropte woede konden uiten. Na de gillende trompetten en het scanderende koor dat snoeihart “há…há...há…há” riep, maande de piano met een paar iele tonen tot kalmte. Toen klonk het magistrale “Maar ik zeg u de boze niet te weerstaan. Ik geloof.’ We grepen elkaars hand beet, we knepen elkaars hand fijn. Iedereen begon te wiegen, iedereen begon te huilen. We moesten nog drieëntwintig jaar wachten op bevrijding, maar dát moment was het begin van onze Zingende Revolutie. En Arvo Pärt was onze Verlosser. Ik zeg dat heel nuchter. Het was zo. Het was gewoon zo.’ Aldus Krista.
Na de première moest de dirigent Neeme Järvi op het bureau van de KGB komen. Daar lagen vier tickets klaar, voor hem, zijn vrouw en zijn beide zonen. Nog dezelfde dag werden ze zonder bagage op het vliegtuig naar Helsinki gezet. Ook Arvo Pärt moest bij de KGB komen. Hij kreeg een publicatieverbod voor onbepaalde tijd, dat uiteindelijk tien jaar zou duren. Hij trok zich terug. Vijf jaar lang vulde hij bladen met noten, zonder ergens toe te komen. Hele boeken schreef hij vol, werktuigelijk, dag in dag uit, als een monnik die teksten kopieert. Na die lange retraite sloeg Pärt radicaal een andere weg in. Hij begon muziek te maken die uit enkele noten, drieklanken of simpele harmonieën bestaat. Tegenover de dreunende Sovjetmacht zette Arvo Pärt eenvoud, verstilling en zuiverheid.
En uiteindelijk veroverde die verstilde, pure, spirituele muziek de wereld. Muziek die als titel droeg Tabula rasa, schone lei. Of Fratres. Broeders. Een stuk uit 1980. Het was of Arvo Pärt toen al voorvoelde dat negen jaar later 2 miljoen Broeders stonden te zingen in hun eigen taal. En dat ze daarmee, zonder geweld, maar met overtuiging, de onafhankelijkheid afdwongen van hun land. Estland, Letland en Litouwen maakten zich in 1990 en 1991 los van de Sovjet-Unie. Fratres – twee miljoen Broeders – kregen dat voor elkaar.
Fratres (1980), Joachim Eijlander (cello) & Jeroen van Veen (piano)
Arvo Pärt was vijf jaar toen het zelfstandige Estland ophield te bestaan. Hij was zes jaar toen hij piano begon te spelen. Hij moet een aparte knaap zijn geweest. Zijn ouders gingen uit elkaar toen hij nog een kleuter was. Met zijn moeder verhuisde hij naar het stadje Rakvere. Daar wist zijn moeder een oude Russische piano voor Arvo op de kop te tikken. De middelste tonen haperden, alleen de diepste bassen en de hoogste registers klonken redelijk. Op die piano kon je eigenlijk niet Für Elise spelen of een ander stuk voor beginners. Arvo gaf zich daarom over aan improvisaties en experimenteerde met eigen wijsjes die licht en hoog klonken of donker en diep. De middelste toetsen meed hij. De krakkemikkige piano dwong hem niet alleen tot improviseren maar ook tot minimalistische muziek. Muziek met hiaten. Met gaten.
In zijn latere loopbaan als componist zou Arvo Pärt van weinig middelen gebruik blijven maken. Een van zijn vroege werken bestaat uit één lang aangehouden laag octaaf op de piano en een aantal repetitieve hoge ijle tonen. Verwijzend naar Für Elise noemde hij het stuk Für Alina.
Met Für Alina begon de zegetocht van Arvo Pärts muziek, ook internationaal. In tientallen westerse speelfilms en documentaires werden die paar bezwerende noten gebruikt. Muziek met hiaten, met lange stiltes. Met een paar noten die evengoed vertellen over verlatenheid.
Für Alina, Jeroen van Veen (piano)
Ik sta op het plein van Rakvere, waar Arvo Pärt rondjes reed op zijn fiets. In de winter, in de weken voor kerst. Het zal in 1947 geweest zijn. Op het Turuplein hingen luidsprekers aan de lantaarnpalen. Meestentijds versterkten ze redevoeringen van partijleiders of socialistische marsliederen, maar tijdens de donkere weken voor kerst mocht het allemaal wat feestelijker klinken: dan verdreven Sheherezade van Rimski-Korsakov, de Pathetische, de Klein-Russische of de Winterdromensymfonie van Tsjaikovs-ki de sinistere sfeer uit het stad. Rakvere ligt in het noordoosten van Estland, niet ver van de grens met Rusland. Vanwege de spirituele muziek van Pärt stelde ik me er een slaperig stadje bij voor dat lag te dromen in eeuwig besneeuwde bossen. Maar het eerste wat ik rook toen ik er aankwam was worst, gekookte worst. Rakvere leeft van de vleesverwerkende industrie, Rakvere is het Oss van Estland.
Veel vertier had het in de jaren veertig en vijftig niet, en dat heeft het nog steeds niet. Het Turuplein liep in de Tweede Wereldoorlog zware schade op, aan het begin van de Sovjettijd kwamen er troosteloze flats voor in de plaats. De kou is het ergste niet in de maanden december en januari, wat je wilt ontvluchten is de donkerte. Je kunt er maar niet aan wennen dat het pas om half elf licht wordt en dat de schemer alweer invalt om half drie.
Arvo fietste rondjes. Hij was zo verslingerd geraakt aan de symfonieën uit de luidsprekers dat hij geen noot wilde missen. Hij had ook op het plein kunnen staan luisteren, maar dan zou hij bevangen zijn door de kou, die hier, zo dicht bij de Oostzee, snerpend kan zijn. Fietsen hield hem warm.
Ik zoek bij min veertien de luwte van een bankgebouw op en zie hem peddelen op het trage of juist snelle ritme van de muziek. Het is als het openingsbeeld van een zwart-wit film die een jeugd in de Sovjet-Unie als onderwerp heeft. Of gewoon: een jeugd, want terwijl ik deze passage in Baltische zielen schreef moest ik denken aan de vele keren dat ik over de Essendijk naar de rivier reed, naar de Oude Maas. Je wilt eruit als jongen, je wilt de ruimte ervaren, je wilt iets als muziek toevoegen aan je leven. Later zou Arvo Pärt het fietsverhaal als apocrief afdoen, of op zijn minst als sterk overdreven. Maar in Rakvere vertelden ze het me zo graag dat ik het toch maar opnam in mijn boek. En gelukkig!! Want wat zag ik toen ik een paar jaar later terugkwam in Rakvere? Een mooi klein standbeeld op het Turuplein van een jongen voorovergebogen op zijn fiets. Ik schoot in de lach en hoorde tegelijkertijd muziek die over de helende werking van muziek vertelt. Ik hoorde Variationen zur Gesundung von Arinuschka. Want muziek helpt bij de genezing van alle soorten wonden.
Variations zur Gesundung von Arinushka, Jeroen van Veen (piano)
Heino Eller is de leermeester van Arvo Pärt. En van vijftig andere Estse componisten, van Eduard Tubin tot Lepo Sumera. Vijftig? Verspreek ik me niet? Nee, Estland is een muziekland. Heino Eller leidde in Estland, met een bevolking van nauwelijks anderhalf miljoen, vijftig componisten op, van wie er zeker vijf wereldfaam verwierven.
‘Het valt me moeilijk te zeggen,’ schreef Arvo Pärt in 1999 over Heino Eller, ‘wat meer indruk op me heeft gemaakt: zijn gave om te onderrichten of zijn uitstraling als mens.’ Je ziet dat op een foto die ik in Baltische zielen heb opgenomen: Heino Eller zit achter de piano, Arvo Pärt, toen nog met haar en zonder baard, staat naast hem en buigt zich naar hem toe, terwijl hij een bladzij uit de partituur omslaat. Probeert Eller hem duidelijk te maken wat de essentie is van dit muziekstuk? Ongetwijfeld.
Heino Eller was vooral zo’n goede docent omdat hij veel tegenslagen te verwerken had gekregen. Tijdens het eerste jaar van zijn vioolstudie in Sint-Petersburg blesseerde Eller zijn arm dusdanig dat hij zijn muzikale loopbaan moest opgeven. Hij had veel te veel en veel te lang geoefend. Foetsie, muziekcarrière... Wat doe je dan? Als zoveel teleurge-stelden: dan ga je maar rechten studeren. Dat deed Eller. Toen hij ermee klaar was, brak de Eerste Wereldoorlog uit. Hij diende als soldaat in het leger van de tsaar. Na de oorlog vatte hij zijn vioolstudie voorzichtig weer op en pas op 33-jarige leeftijd behaalde hij het einddiploma van het conservatorium. Voor een solistische loopbaan was het toen te laat. Hij ging lesgeven aan de muziekschool van de universiteitsstad Tartu en vanaf 1940 aan het conservatorium van Tallinn. Maar weer sloeg het noodlot toe: kort na de Duitse bezetting werd zijn Joodse vrouw Anna gearresteerd en weggevoerd. Ze werd in 1942 in een Duits concentratiekamp vergast. Anna was een begaafd pianiste, Heino had haar aan het conservatorium van Sint-Petersburg leren kennen. Vanaf 1942, 1943 schreef de violist Heino Eller vele werken voor piano, of voor piano en viool, om zijn vrouw te gedenken. Die werken, stuk voor stuk prachtig, laten een belangrijk facet van de Baltische ziel zien en horen. In hun verdriet en hun wanhoop zijn Baltische zielen altijd beheerst, zijn ze altijd ingetogen. Nooit larmoyant of vervuld van zelfmedelijden. Misschien is dat wel de meest wijze les die Heino Eller aan Arvo Pärt meegaf. Emoties? Ja. Maar houdt ze strak in de hand. Pari Intervallo. Met veel tussenpozen.
Pari Intervallo (1976), Sandra & Jeroen van Veen (piano vierhandig)
Wat deden componisten in de Sovjet-tijd om in leven te blijven als ze politiek niet zo goed lagen? Filmmuziek schrijven. Het lot van componisten – ik beschrijf dat ook in Baltische zielen – was in principe niet slecht. Wanneer ze zich nauwgezet aan de richtlijnen van de componistenvakbond hielden, konden ze op een huis van de staat en een vast inkomen rekenen. Ook Arvo Pärt woonde in Tallinn in een huis van de componistenvakbond. Dat veranderde niet toen hij in 1968 in aanvaring kwam van de autoriteiten naar aanleiding van de uitvoering van Credo. Maar hij moest er wel iets voor terug doen: filmmuziek schrijven. Vrijwel alle componisten moesten in de Sovjettijd filmmuziek componeren, van Sjostakovitsj tot Prokofjev. Sommigen zagen het echt als een straf, anderen vonden het een uitdaging, Prokofjev bijvoorbeeld, die fantastische filmmuziek schreef bij Ivan de Verschrikkelijke, een film van Sergej Eisenstein, een andere held uit mijn Baltische zielen. Film was in alle communistische landen waanzinnig populair. Lenin en Stalin zagen het als het adequate middel om grote massa's voor zich te winnen, zagen het als het ideale propagandamiddel. Maar in de vazalstaten, en met name in Tsjechoslowakije, Polen en Estland, probeerden regisseurs een eigen stem te laten horen, en vanaf de jaren zestig en zeventig een eigen stem in hun eigen taal.
Ukuaru was een film die de opstanding van Estse cinema markeerde. Een film van Leida Laius uit 1973. Arvo Pärt tekende voor de filmmuziek. Het was net in de periode dat hij zijn eigen weg vond, vijf jaar na Credo, dat hij, nadat hij boeken vol had geschreven met noten, voor eenvoudige melodieën koos, voor drieklanken, simpele, doorzichtige, zuivere muziek. Ukuaru is een liefdesverhaal dat zich tijdens de Tweede Wereldoorlog afspeelt en verdrietig afloopt. Het thema kon er voor de Sovjet-autoriteiten mee door, vandaar dat de regisseuse voorzichtige stappen kon maken in de richting van de Zweedse cinema. De film doet denken aan het vroege werk van Ingmar Bergman. Arvo Pärt componeerde er een walsje voor, een bitterzoet walsje, dat ook nog eens voorzichtig appelleert aan de Estse folkloristische muziek. In de film wordt het wijsje op de accordeon gespeeld. In 2010 maakte Pärt er een versie voor piano van. In Estland groeide het walsje uit tot een evergreen. Kijkt u maar op internet, op Youtube zult u een versie voor honderd mandolines aantreffen. Het grappige is dat Arvo Pärt toch een paar dissonanten en dwarse ritmes in de partituur aanbracht. Het mocht geen gelukkig walsje worden, het moest toch nog iets wrangs houden, tenminste, voor de goede verstaander.
Ukuaru Valss (1973/2010), Jeroen van Veen (piano)
Arvo Pärt begon al op 14-jarige leeftijd te componeren. Op 17-jarige leeftijd nam hij voor het eerst deel aan een concours voor jonge componisten. Hij won geen prijs met Meloodia omdat het stuk voor piano 'nergens laat horen dat het in Estland was ontstaan.' Het neigde soms naar Rachmaninov, en had, zoals Pärt zich later herinnerde, geen persoonlijke stijl. Meloodia voerde hij uit tijdens een schoolconcert in Rakvere. In 1954 vervolgde Arvo Part zijn studie aan de middelbare muziekschool in Tallinn, de hoofdstad van Estland. Hij werd opgeroepen voor militaire dienst en speelde twee jaar lang hobo en slagwerk in een militair orkest. Het kazerneleven viel hem zwaar. Hij liep een nierkwaal op die hem tien jaar lang veel pijn en slapeloosheid bezorgde, maar dat hielp hem misschien wel als componist, zei hij later. Overigens: stelt u zich bij Arvo Pärt geen ziekelijk man voor: tot zijn zeventigste jaar joggde hij iedere dag, en zelfs vandaag de dag maakt hij nog lange wandelingen door de Estse bossen. In 1957 werd hij tot het conservatorium van Tallinn toegelaten. In deze periode, 1956/57, ontstonden de Vier leichte Tanzstücke für Klavier. De invloed is ditmaal Prokofjev, ofschoon hij in deze periode ook erg bezig was met Johann Sebastian Bach. Vandaar misschien de Duitse titel van het stuk, en de dansthema's, zoals Bach die bijvoorbeeld voor zijn partita's gebruikte. Het leverde Arvo Pärt weer kritiek op. Waarom Duits? De Duitse baronnen en grootgrondbezitters waren immers eeuwenlang de overheersers van Estland en Letland geweest, de grote opstand van 1905 richtte zich in de eerste plaats tegen hen. Arvo Pärt mocht dan een Duitse naam hebben, en in de Evangelische Kirche zijn gedoopt, waarom koos hij niet voor iets zuiver Estst?
Die kritiek zou blijven. In 1968 bekeerde hij zich tot het Russische-orthodoxe geloof. Maar dat was toch het geloof van de Russische overheerser in de 19e en begin 20ste eeuw? Arvo Pärt ging zijn eigen weg. Dat hij voor het orthodoxe geloof koos betekende niet dat hij zich vereenzelvigde met Rusland. Niet met het Rusland van de tsaren, noch met het Rusland van Lenin, Stalin, Breznjev of het Rusland van Poetin. Hij ging op zoek naar de zuiverste muziek. Punt uit.
Vier leichte Tanzstücke für Klavier, Jeroen van Veen (piano)
Arvo Pärt begon muziek te maken die hij tintinnabular noemde, uit het Latijn tintinnabuli, kleine bellen. Muziek die als het geluid van bellen en klokken klinkt. Weer kwam kritiek. Leunde die muziek niet op het typisch Russisch klokgelui? Nee, verdedigde Pärt zich. 'Ik ontdekte dat het genoeg is wanneer een enkele noot mooi wordt gespeeld. Deze ene noot, of een enkel geluid, of een moment van stilte, biedt mij troost. Ik werk met primitieve materialen – met de drieklank, met één specifieke tonaliteit. De drie noten van de drieklank lijken op bellen.'
Hij paste die techniek voor het eerst toe in Für Alina, en later in Fratres, Cantus, Tabula Rasa en Für Anna Maria. Je zou kunnen zeggen dat hij met die bellen de typische Arvo Pärt Sound vond, die direct te herkennen is uit duizenden. Het voornaamste kenmerk: de serene rust die ervan uitgaat. Muziek die je niet aanzet tot extravagantie maar tot introspectie. Sommigen noemen dat spirituele muziek.
Arvo Pärt verliet Estland in 1980. Het leven was hem lang genoeg zuur gemaakt door de autoriteiten, hij profiteerde van een regeling die zijn Joodse vrouw Nora toestond naar Israël te emigreren. Maar Arvo, Nora en hun beide zonen stapten in Wenen uit het vliegtuig en vroegen daar politiek asiel aan. Een jaar later vestigden ze zich in West-Berlijn. Na de val van de Muur en de hernieuwde onafhankelijkheid van de Republiek Estland keerde Pärt niet direct terug naar zijn geboorteland. Dat leverde hem weer scherpe kritiek op van zijn landgenoten. Hij was wel steeds vaker in Estland terug, doneerde aan tal van Estse instellingen, kocht instrumenten voor de muziekschool van Rakvere, maar hij bleef toch in Duitsland wonen. Uiteindelijk zwichtte hij voor de kritiek: in 2010 keerde hij naar Estland terug. Hij woont nu in het centrum van Tallinn maar is ook vaak te vinden in het Arvo Pärt Center in Laulasmaa, op vijfendertig kilometer van Tallinn, tussen de Oostzee en de dennenbossen, waar al zijn partituren worden bewaard en waar drie musicologen fulltime werken aan het catalogiseren van zijn oeuvre. Dat Arvo Pärt Center kun je bezoeken, en het werd al snel een bedevaartsoord.
Für Anna Maria (2006), Jeroen van Veen (piano)
In de Niguliste kirik (Nicolaaskerk) woon ik een concert bij. De Niguliste kende ik al vrij lang van naam: veel van Pärts werken werden in de kerk in de oude binnenstad van Tallinn opgenomen. De Nicolaaskerk werd bij het bombardement van 1944, waarbij driehonderd bommenwerpers van het Rode Leger zich op het centrum van Tallinn wierpen, verwoest. In de Sovjettijd werd de lutherse kerk weer opgebouwd. Toen de restauratie bijna voltooid was, brandde in 1984 de toren af. De kerk werd in de Sovjettijd het Museum van het Atheïsme. Na de Onafhankelijkheid van 1991 werd de Niguliste het Museum voor Religieuze Kunst. De belangrijkste kunstwerken uit de kerken van Tallinn zijn erin ondergebracht.
De akoestiek van de kerk is ideaal voor koorwerken en kleine ensembles. Ik hoor Pärt, uitgevoerd door Hortus Musicus en het kamerkoor van de Estse Filharmonie. Het valt me opnieuw op hoe eenvoudig en meeslepend de melodieën van Pärt zijn, hoe donker en tegelijkertijd vertroostend. Op een verbluffend knappe manier maakt hij gebruik van stiltes. Hij durft een, twee, drie maten niets te laten horen, waardoor de ene toon die dan volgt het effect heeft van een prik in je vel. Bij Pärt lijkt het alsof je ook muziek hoort tussen de noten.
Op die avond in de Niguliste worden Orient & Occident en Silouans Song uitgevoerd. Buiten is het gaan sneeuwen, binnen lijkt het publiek bedwelmd.
Ik moet plotseling aan een voorval uit mijn jeugd terugdenken, waaraan ik nooit meer heb gedacht. Ik werd eens huilend wakker omdat ik in mijn droom muziek hoorde die hier op aarde niet bestond. Zo mooi dat ik na die nacht bleef zoeken wat voor een muziek dat precies was. Op het moment dat ik Silouans Song in de Nigulistekerk in Tallinn hoor, vraag ik me af of het niet die muziek uit mijn droom is geweest. Niet door stemmen gezongen maar door veertien strijkers. Of was toch andere muziek? Was het Spiegel im Spiegel?
Spiegel im Spiegel (1978), Joachim Eijlander (cello) en Jeroen van Veen (piano)
De uitvoerenden
Jan Brokken (1949) is schrijver van romans, reisverhalen en literaire non-fictie. Hij debuteerde met De provincie en schreef onder andere De regenvogel, De blinde passagiers, De droevige kampioen, Mijn kleine waanzin, Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin, In het huis van de dichter, Baltische zielen, De vergelding en De rechtvaardigen.. Werk van Jan Brokken is in twintig talen uitgebracht, met groot succes in Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Italië en de VS. Drie van zijn boeken zijn verfilmd, twee worden dat. Als schrijver heeft hij internationale faam verworven - The New York Times prees Jungle Rudy als een meesterwerk van verhalende non-fictie, The Guardian roemde De rechtvaardigen als monumentale geschiedschrijving. Met Baltische zielen schreef hij een baanbrekend en grensverleggend boek, met De vergelding, De Kozakkentuin en De rechtvaardigen bewees hij zich opnieuw als een verteller van wereldformaat. Over Arvo Pärt schreef hij uitvoerig in Baltische zielen.
www.janbrokken.nl
Joachim Eijlander (1975) treedt op als solist en kamermusicus in Europa, Azië en de Verenigde Staten. Joachim heeft opgetreden met ensembles en musici als het Borodin kwartet, Lisa Larsson, Robert Holl, Randall Scarlata, Inon Barnatan, Karl Leister en Godfried Hoogeveen.
Hij werkte samen met componisten Henri Dutilleux, György Kurtag, Sofia Gubaidulina, Louis Andriessen en Joey Roukens. In 2015 nam Joachim voor het label Navis Classics alle cellosuites van Johann Sebastian Bach op en in 2017 volgde de cd "Sequentia!" met uitzonderlijke caprices van de componisten Joseph dall'Abaco en Alfredo Piatti. Beide cd's kregen uiterst lovende reacties van de internationale pers. Joachim is terugkerende gast op Internationale festivals zoals in Sitka Alaska en El Paso Texas (VS), Prussia Cove (GB), Schleswig-Holstein en Mecklenburg-Vorpommern (D). Als solist trad Joachim op met onder andere het Nationaal Symfonie Orkest van Oekraïne, het Lviv Philharmonisch orkest, het Chernihiv Philharmonisch orkest, de Roemeense Staatsphilharmonie TirguMures, Csikszereda Chamber Orchestra en verschillende festivalorkesten. Joachim verbindt zijn muziek met dansers, visual artists en met wetenschappers in inspirerende gezamenlijke optredens om zo een breder geinteresseerd publiek te inspireren. Naast verschillende gastdocentschappen aan de Nederlandse conservatoria heeft Joachim lesgegeven aan de Indiana University, Milwaukee conservatoire, Oklahoma University, Ljubljana conservatoire en op internationale festivals. Joachim is docent kamermuziek aan de afdeling Nederlandse Strijkkwartet Academie van het Conservatorium van Amsterdam. Joachim richtte in 2000 het Rubens kwartet op en speelde tot 2015 in dit internationaal prijswinnend ensemble. Hij trad met dit kwartet op in het Concertgebouw Amsterdam, Tonhalle Zürich, Philadelphia Chamber Music Society, Berliner Philharmonie, Konzerthaus Berlin, Dôme des Invalides Parijs en Rudolphinum Praag.
Joachim bespeelt een exceptioneel instrument uit 1755, gemaakt door een anonieme Tiroolse vioolbouwer in Rome.
"...great sense of fantasy and eloquence"
"...detailed but informed, instinctive response that allows for
spontaneity"
The Strad magazine, januari 2016
www.joachimeijlander.com
Jeroen van Veen (1969) volgde zijn opleiding aan het Utrechts Conservatorium. Als pianist is hij prijswinnaar van diverse concoursen en geeft hij concerten over de hele wereld. Daarnaast nam hij reeds 200 cd’s, 5 dvd’s en 6 dubbel Lp’s op voor diverse labels. In de meest gevallen was hij de ontwikkelaar, technicus, editor, uitvoerende en eindverantwoordelijke van deze producties. Van Veen is volgens een aantal critici dé ‘minimal music’ specialist, maar werkte ook o.a. samen met Robert Craft aan het oeuvre van Igor Stravinsky voor piano. Ook nam hij al het werk van Simeon ten Holt op voor meerdere piano’s in samenwerking met diverse collega's. Van Veen is regelmatig te gast als jurylid in internationale concoursen en is Director of artistic Development voor de International Murray Dranoff Two Piano Foundation in Miami.
Als componist/arrangeur maakt Van Veen gebruik van elektronische muziek is sterk geïnspireerd door minimal music met crossovers naar Jazz, Blues, Soundscape, AvantGarde, Techno, Trance en Pop Muziek. Zijn 24 minimal preludes die hij schreef van 1999 tot 2006 verschenen integraal op de Cd box Minimal Piano Collection. In 2014 verscheen zijn box Piano Works met een selectie eigen werken op 5 cd’s. Zijn oeuvre omvat inmiddels ongeveer 150 composities, waarvan diverse zijn gebruikt voor ballet (Playground, Pianopiece), film (o.a. The Assistant) en theater (Het Jaar van de Keeft, ITA).
Het werk Pärtomania is opgedragen aan Joachim Eijlander, en is heeft een langzame beweging met dalende en stijgende lijnen. De melodie wordt afwisselend gespeeld door de piano en de cello.
‘Ik zie in de repetitieve muziek een vergelijking met de manier waarop onze samenleving is opgezet. Als je ziet hoe we bomen planten naast ons wegennet, hoe we bouwen, hoe we dingen produceren – alles gaat in series. Maar nooit exact gelijk, de herhaling is nooit dodelijk.’
‘Dutch pianist and composer, Jeroen van Veen, the leading exponent of minimalism in Holland today’, Alan Swanson (Fanfare, 2010)
DDD
Microfoons: DPA 4006A
Piano: Yamaha Grand Piano C7
Geproduceerd door: Van Veen Productions for Brilliant Classics
Foto Jeroen van Veen: David de Haan
Foto Jan Brokken: Jelmer de Haas
Foto Joachim Eijlander: Merel Waagmeester
Foto cover: Jeroen van Veen
Teksten boekje: Jan Brokken & Jeroen van Veen
Uitgeverij Baltische Zielen: Atlas Contact
Uitgevers muziek: Edition Schott, Van Veen Productions
Uitvoerend producent: Jeroen van Veen Opname en mastering: Pianomania
Software: Pro Tools, Logic & Sequoia
Opnames Jan Brokken, Studio IV, Pernissimo, 27-9-2021
Opnames: Fratres, Spiegel im Spiegel & Pärtomania, 22-3-2022, Zeeuwse Concertzaal, Middelburg. Opname: Jakko van de Heijden (Steinway D)
Overige opnames: Studio I, Culemborg (Yamaha C7), 24-3-2013
CD No: 96430
EAN Code: 5028421964300